donderdag 12 januari 2012

F.H. Von Lindern, Barkschip

Opnieuw is het oud schipper Jan Cramer die u bij de stranding van vandaag brengt. Van Linderen ofwel het barkschip F.H. Von Lindern. Het schip strandt uiteindelijk tussen Zandvoort en IJmuiden, maar is daarvoor al urenlang gevolgd op zijn fatale tocht langs de Hollandse kust. Was Jan Cramer nog in ons midden geweest, hij had het allemaal haarfijn na kunnen vertellen. Bij gebrek aan zijn ooggetuigenis krijgt u hier het verslag via de kranten.
Dramatische geschiedenis; bij de redding komt redder Dirk Koper om het leven: hij laat als weduwnaar zijn vijf kinderen als wezen achter. Hulde aan die mannen van de zee, die roeiredders, die met alleen hun eigen menskracht de simpele roei-red-bootjes voortbewogen naar het in nood verkerende schip.

Er is heel wat geschreven over de F.H. van Lindern. Wat er zoal aan lading van boord is gekomen krijgt u in de volgende aflevering te zien, dus: blijf lezen!
Over de (waarschijnlijke) naamgever aan de F.H. van Linderen is ook het een en ander te vinden: zoals hier !
U moet het allemaal nog even controleren, maar dit huwelijk zou alweer de derde generatie Von Linderns met de voornamen Franz Harms kunnen zijn de familie historie vermeldt het volgende:
"Over vader Franz Harms valt het volgende te vertellen: Op de zogeheten ‘De Ouwe Werf’ van Cornelis Smit Janszn. (13 april 1784 - 12 juni 1858) te Alblasserdam werd in het jaar 1828 het eerste zeegaande schip - ‘De Hoop van Alblasserdam’ - getuigd en voor de reis naar de Oost in gereedheid gebracht. Scheepsbouwer Cornelis Smit ging zich vanaf dat moment tevens als reder manifesteren. Een van diegenen die meehielpen het schip uit te rusten was stuurman Franz Harms von Lindern, zoon van Franz Harms von Lindern - eigenaar van een linnenweverij te Schaar - en Trada Margaretha Gereken. De jonge Franz Harms was eerder - op 31 maart 1820 - te Rotterdam aangemonsterd als kajuitsjongen aan boord van de bark ‘Jonge Jacoba’ voor een reis naar Batavia, met als gezagvoerder Hildert Janszn. Bonn. Op 10 januari 1825 ging hij aan wal en woonde tijdelijk in Rotterdam om de stuurmanskunst te leren van de heer Hollander. Vervolgens monsterde hij op 18 juli 1826 te Rotterdam aan als 4e stuurman aan boord van het schip ‘De Vijf Gezusters’ met als kapitein Hildert Janszn. Bonn (reders de heren Van Hoboken te Rotterdam). Franz Harms maakte begin 1829 als jonge stuurman de eerste reis van het schip ‘De Hoop van Alblasserdam’ mee en werd na terugkomst door Cornelis Smit belast met het toezicht op de takelage van het volgende nieuwe schip, ‘De Nederlandsche Nijverheid’. Na hierop ook eerst een reis als stuurman te hebben gevaren, wordt hij voor de volgende tocht tot kapitein benoemd. Na enkele reizen op andere schepen die door Cornelis Smit gebouwd waren, blijft hij aan de wal en wordt belast met de afbouw van de te water gelaten schepen. Hiermee had Franz Harms, die inmiddels met de oudste dochter van Cornelis Smit was getrouwd, druk werk want tussen 1828 en 1858 bouwde Smit 125 schepen. In 1837 richtte Franz Harms aldaar de touwfabriek ‘Straat Sunda’ op, later gevolgd door een zeilmakerij. In 1841 treedt hij voor het eerst zelf als reder op en is dan eigenaar. Zijn vloot groeit gestadig en bestaat in 1868 uit negen eenheden van totaal 7.519 ton. In 1850 kocht Franz Harms het landgoed Souburgh te Alblasserdam. "

 De portretfoto van Jan Veth en Neeltje von Lindernis [dochter van F.H. von Lindern]