zaterdag 21 juni 2014

Slachtoffers van de Cressy te Noordwijk


Het is alweer een eeuw geleden dat in Noordwijk de slachtoffers van de ramp met de Cressy werden begraven in dit jaar van herinnering worden er veel boeken geschreven en herdenkingen gehouden. Van één van die boeken is de omslag hierbij afgedrukt evenals de bladzijde daarin die aan de Noordwijkse Begraafplaats is gewijd.
Ook in deze blog STRANDDINGEN, met heel veel informatie over vele rampzalige gebeurtenissen op het strand van Noordwijk, werd al aandacht aan de gebeurtenis geschonken zoals op 31 maart 2014 en al eerder op 6 september 2010 dat als titel meekreeg 'Noordwijk en den Oorlog' . Bij deze ramp met de "Cressy" de "Aboukir"en de "Hogue" verdwijnen de schepen met al hun manschappen in de golven. Dat de slachtoffers  van deze ramp nog lang in UW herinnering voort mogen leven!

vrijdag 20 juni 2014

Cressy, Toespraak Burgemeester 's-Gravenhage


Drie massagraven voor de Nederlandse kust, 22 september 1914 door Henk.H.M. van der Linden. (2010)
Toespraak burgemeester bij de presentatie van het boek ‘Drie massagraven voor de Nederlandse kust’ (16 september 2010) Gepubliceerd: 05 oktober 2010Laatste wijziging: 06 oktober 2010Welkomstwoord van de burgemeester bij de presentatie van het boek ‘Drie massagraven voor de Nederlandse kust’ (16 september 2010) Dames en heren, Op 22 september 1914, de Eerste Wereldoorlog was pas anderhalve maand aan de gang, voltrok zich voor de kust van Scheveningen een tragedie van de eerste orde. De drie Britse kruisers Aboukir, Cressy en Hogue werden in anderhalf uur tijd door een Duitse onderzeeboot naar de bodem van de zee gejaagd. Meer dan 1400 van de in totaal 2200 opvarenden vonden daarbij de dood. Bijna 800 man werden gered, onder andere door de Nederlandse koopvaardijschepen Titan en Flora. De slachtoffers die aanspoelden op de Nederlandse kust vonden op verschillende plekken hun laatste rustplaats, zo ook hier op de Algemene Begraafplaats. Nederland was neutraal, maar door deze gebeurtenissen kwam de oorlog, in een vroeg stadium, toch heel dichtbij. De kranten schreven uitgebreid over de redding en opvang van de overlevenden en over de begrafenissen van de doden. Hier vond op donderdag 8 oktober 1914 een plechtigheid plaats, waarbij een deel van de verdronken Britse zeelieden met militaire eer werd begraven. Daarbij was ook mijn voorganger, burgemeester Karnebeek, aanwezig. Later, in 1918, zou hij minister van Buitenlandse Zaken worden in het kabinet Ruijs de Beerenbrouck. In zijn jonge jaren was hij betrokken geweest bij zowel de Eerste als de Tweede Vredesconferentie, hier in Den Haag. De uitkomst van die Tweede Vredesconferentie zou nog een rol spelen bij het lot van de overlevenden van de drie Britse kruisers. In 1909 had Nederland namelijk bij wet verdragen geratificeerd die waren opgesteld tijdens de Tweede Vredesconferentie van twee jaar eerder. Artikel 11 van die bewuste wet bepaalde dat het neutrale Nederland troepen van oorlogsvoerende partijen, wanneer zij zich op Nederlands grondgebied bevonden, moest interneren. En zo leek het ook te gebeuren met de overlevenden van de Cressy, Aboukir en Hogue. Zij moesten naar een kamp in Gaasterland, zo schreef de pers. Dat zij uiteindelijk toch gewoon naar huis mochten, was te danken aan de uitleg die de Nederlandse regering gaf aan een nadere bepaling over dit onderwerp uit de Nederlandse neutraliteitsverklaring van 4 augustus 1914. Aangezien de Britse zeelieden in plaats van door marineschepen door koopvaardijschepen waren gered, werden zij – vreemd genoeg - niet meer als militairen beschouwd en konden zij weldra naar Engeland. Bij mijn weten is het voor het eerst sinds lange tijd dat de slachtoffers van de torpedering van de drie Britse kruisers hier weer herdacht worden. In de jaren twintig en dertig is hier op 11 november door de Engelse gemeenschap steeds Armistice Day herdacht, maar die gewoonte is later in ongebruik geraakt. Daarom is het goed dat dat nu, 96 jaar na die verschrikkelijke gebeurtenis, weer gebeurt. Ik ben zeer vereerd met de aanwezigheid van de heren Fairweather en Hetherington van de Britse ambassade en van de heer Arz von Straussenburg van de Duitse ambassade. Ik ben heel blij dat daar ook mijn collega’s, burgemeester Groen van Noordwijk en burgemeester Dijkstra van Vlissingen erbij zijn. In hun gemeenten liggen ook bemanningsleden van de drie Britse schepen begraven. Bijzonder is ook de aanwezigheid van familieleden van de kapiteins van de S.S. Flora en S.S. Titan, die destijds zoveel mensen uit het water gered hebben. Maar er is één man zonder wie wij hier nu niet stonden, en dat is de heer Van der Linden. U hebt, met zeer veel toewijding en betrokkenheid, de geschiedenis van die noodlottige ochtend van 22 september 1914 beschreven in het boek dat vandaag officieel het licht ziet. Een geschiedenis die hier in Nederland in de vergetelheid was geraakt. Een stuk Haagse geschiedenis ook. Ik waardeer uw initiatief bijzonder en ik hoop dat er van nu af aan ook in Den Haag en in de rest van Nederland nog meer aandacht is voor dit deel van de geschiedenis. Een geschiedenis, die – ook al waren wij neutraal – overduidelijk ook de onze is. Ik sluit af met een passage uit een gedicht van Wilfred Owen, de bekende war poet. Met deze tekst besloot de componist Benjamin Britten zijn War Requiem, dat op 3 mei van dit jaar in het atrium van ons stadhuis is uitgevoerd. Owen beschrijft hoe twee gesneuvelde soldaten uit vijandelijke kampen elkaar in een soort onderaards dodenrijk ontmoeten. En met deze woorden van Owen, in het stuk gevolgd door de Latijnse Requiemtekst In paridisum deducant te Angeli, weet Britten toch ook iets van verzoening en berusting toe te voegen aan zijn indrukwekkende aanklacht tegen de waanzin van oorlog.

I am the enemy you killed, my friend.
I knew you in this dark; for so you frowned
Yesterday through me as you jabbed and killed.
I parried; but my hands were loath and cold.
Let us sleep now...

Lees hier  meer over de gebeurtenissen.