maandag 28 januari 2013

Java Redt Kapitein Theodor Gardin



41 mensen vinden de dood bij het vergaan van het stoomschip Klöpfel bij Borkum in de nacht van 30 op 31 augustus 1923. Slechts één man wordt gered van die bemanning: Kapitein Theodor Gardin. Zijn redding dankt hij aan het kloeke optreden van Kapitein Jacob van Duin een Noordwijk aan Zeeër en de overige bemanningsleden van diens stoomdrifter de: Java IJm.340.

Het stoomschip „Klöpfel” vergaan. 41 personen verdronken. — Alleen de kapitein gered. — Verhaal van den eenige overlevende. — Een boot vol lijken gevonden, die niet konden worden meegenomen.
Donderdag, in den allervreeselijksten storm, is op de Noordzee, ter hoogte van bet eiland Borkum. het Duitsche stoomschip „Klöpfel" vergaan, waarbij van de 42 opvarenden 41 hun graf in de golven hebben gevonden. Alleen de kapitein Theodoor Gardin is gered door de bemanning van den stoomtrawler „Java" van de reederij Oceaan Visscherij-Maatschappij te IJmuiden. De „Java" ging Maandagmiddag met 10 man, onder commando van schipper Jacob van Duyn uit Noordwijk aan Zee, naar Terschelling om te gaan visschen. Zoo bevond men zich Donderdagochtend 6 uur benoorden Terschelling. Er heerschte ruw weer op zee, de golven sloegen links en rechts. De netten moesten worden binnengehaald en de visscherij stopgezet De „Java" bleef ronddrijven tot ongeveer 11 uur en stoomde toen langzaam de zee op tegen den wind op. Om 1 uur 46 sloeg zulk een ontzettende stortzee over de boot, dat de bemanning dacht dat het laatste oogenblik voor schip en lieden gekomen was. Aanzienlijke schade werd op de „Java" aangericht, want zwaar woedde de storm en torenhoog ging de zee. Na de stortzee moest de boot weder een half uur stoppen om de ravage zooveel mogelijk op te ruimen en het water, dat kniehoog in de ruimen stond, uit te pompen. Er was n.l. één luik opengeslagen en midden in den storm de schade herstellen ging uit den aard der zaak niet al te vlot
Daarna ging het Westwaarts weer verder tot 's avonds 11 uur.
Twee mannen, die de wacht hielden, hoorden plotseling boven wind en golven uit hulpgeroep en onmiddellijk sloegen ze alarm, waarna meteen onder leiding van schipper Jacob van Duijn de geheele bemanning aan dek was om te doen wat de zeemansplicht hun gebood.
De „Java" zocht een poos In verschillende richtingen tot eensklaps een donker voorwerp werd bespeurd. Ze voer er heen en het bleek een man op een wrakhout. Een lijn kon hem worden toegeworpen en ze werd gelukkig gegrepen en behouden kon de drenkeling binnenboord worden getrokken. Het was kapitein Gardin van de „Klöpfel", die zes uren achtereen op een paar stukken wrakhout op zee had gedobberd, nadat zijn schip in een vliegenden storm vergaan was. Na deze redding bleef de „Java nog den heelen nacht op zee kruisen, doch van de andere 41 opvarenden werd niets meer vernomen.
Vrijdagochtend besloot de schipper naar IJmuiden terug te keeren om kapitein Gardin, die vrijwel uitgeput aan boord was gehaald, aan wal te zetten. Het was reeds na middernacht, toen de „Java" in de Umuidensche vlsschershaven meerde. Kapitein Gardin was aan boord reeds weer zoowat op kraohten gekomen. Thans is hij weer geheel hersteld.
Gezagvoerder Theodor Gardin is 42 jaar oud en afkomstig uit Essen a. d. Roer. Voor hem staat het vast, dat de overige 41 koppen van zijn bemanning, allen Duitschers op één Zwitser na, allen verdronken zijn. Diep greep het geval hem aan. En zijn eigen redding kwam hem onbegrijpelijk voor. Een correspondent van de Tel. heeft kapitein Gardin in zijn hotel opgezocht, die het volgende over het vergaan van zijn schip en zijn redding vertelde: Hij was Woensdag 9 uur met een lading kolen van Hull met bestemming naar Bremerhafen vertrokken. Op de Noordzee stond een zware storm uit het Westen. Doch zijn schip, van 6000 ton liep goed. Ter hoogte van het eiland Borkum, doch niet in het zicht van land, sloegen geweldige en ontstellend zware stortzeeën de achterluiken stuk. Om halfvijf Donderdagmiddag waren de ruimen volgeloopen. S.0.S.-radioseinen werden rondgezonden, o.a. naar Rotterdam, maar niets werd gehoord in antwoord op die hulpkreten.
De kapitein gaf last de vier reddingsbooten gereed te maken. De twee aan bakboord werden onmiddellijk, zonder dat nog iemand de gelegenheid had er in af te dalen, weggeslagen.
 Het schip maakte zwaar slagzij. Kapitein Gardin bleef op de brug. Aan stuurboord gelukte het een boot te water te krijgen. 22 man van de 42 gingen er in, doch de boot trof het lot van te kapseizen. De mannen kregen haar echter weer In den juisten stand, hoewel ze vol water stond. En opnieuw klommen de 22 man in die boot , de sloep dreef eindelijk Meer en meer helde de „Klöpfel" naar bakboord over. De kapitein zag, dat ze niet meer te behouden was. Hij gaf de rest der bemanning last, daar het onmogelijk bleek nog een boot te vieren, in het water te springen, de eenige, zij het geringe kans nog op redding. Hout, planken, zwemvesten en boeien werden hun toegegooid om zich drijvende te houden. Om 5 uur bevond alléén de kapitein zich nog op zijn schip. Snel ging het onder. Toen sprong de kapitein van boord, een zwemvest om, onder beide armen een plank om drijvende te kunnen blijven.
De zuiging van het zinkende schip trok den kapitein mee naar onderen, maar gelukkig had hij goed ingeademd, en hij kwam weer boven; niets viel er van zijn schip meer te zien, gansch en al ondergegaan was het in de golven.
Kapitein Gardin bleef drijven, hij sprak nog met lotgenooten, maar die dreven snel weg, verre uit het gezicht
De kapitein bleef drijven, enkele meters plank waren hem tot steun.
Om 6 uur voer een stoomschip voorbij. Een glimpje van hoop, dat ras doofde, want het schip ging voorbij, merkte niets.
Van de uitgezette reddingsboot zag kapitein Gardin niets meer. De avond viel en hij worstelde nog uren achtereen tegen den dood, die trok en trok. Huizenhooge zeeën namen hem op, in ravijnen, diepe waterdalen, verzonk hij. Telkens wierpen monsterachtige golven hem omhoog, hij beschreef dan saltos; telkens weer opnieuw greep het water met zijn geheime forsche kracht hem in den rug en smeet hem om tot weer méér salto's. Hij zag de maan opkomen. Nu en dan verdween ze achter lugubere wolken. Gardin bleef drijven. Lichaamskracht en geestkracht hielden hem helder van geest. Plots, tegen halfelf, een wit licht vooruit. Zou het een treiler zijn? Gardin zwom wat naar rechts, hield vol, zwom verder naar het schip toe en tegen twaalven was hij niet meer te ver af om te kunnen roepen. Schreeuwen tegen den bulderenden storm op. Na uren en uren In zee te hebben gelegen. Hij geloofde 't nog hoogstens een uur te kunnen uithouden. En ja zijn stem was gehoord, want de stoomfluit weerklonk en Gardin begreep. De treiler voer rond en kwam Gardin langszij. Hij was gered. Gered door de dapperen van de Java.